Introductie in cardiale auscultatie

De bloedsomloop werd voor het eerst beschreven in de 17de eeuw door Harvey in zijn befaamde werk “De Motu Cordis”. Aanvankelijk beoefende men de “directe” auscultatie (men “ legde letterlijk zijn oor te luisteren”). Aangezien de hygienische omstandigheden destijds niet bijster goed waren en directe auscultatie van een vrouw door een man eigenlijk onbetamelijk was luisterde hij met een papieren koker, die later werd uitgevoerd in hout. René Laënnec (1781-1826), een Franse arts, vond de stehoscoop uit in 1816. Het duurde na uitvinding van de stethososcoop bijna 100 jaar voordat alle tonen en geruisen van het hart juist geinterpreteerd werden. De stethoscoop bestaat uit een slang (die zo kort mogelijk dient te zijn om de afstand tussen de geluidsbron en het oor zo kort mogelijk tehouden) en een kop. De “ kop” van de stetoscoop bestaat uit een “ klok” (voor beluistering van laag frequente geluiden) en een “membraan” (voor beluistering van hoogfrequente geluiden). De klok mag niet te stevig aangedrukt worden, anders spant de huid onder de klok zich op en functioneert al seen membraan waardoor men de laagfrequente tonen en geruisen “ wegdrukt”. Auscultatie dient altijd te gebeuren in combinatie met beoordeling algehele klinische toestand (ademfrequentie, cyanose, polsfrequentie en kwaliteit, voelen van de acra). Zoeken naar tekenen van hartfalen (CVD, palpatie ictus cordis, lever, auscultatie longen, beoordeling oedeem), beoordeling perifere arteriële pulsaties. Auscultatie is niet moeilijk als men gevoel voor ritme en muziek heeft, weet hoe het hart in de thorax ligt en hoe het hart werkt. Cruciaal bij de interpretatie van harttonen en souffles is dat de systole korter duurt dan de diastole (dit geldt voor hartfrequenties < 120/min). Regel 1: luister selectief (eerst alleen naar 1-ste toon dan naar 2-de toon, vervolgens alleen naar systole en alleen naar diastole). Regel 2 : Luister systematisch (steeds in dezelfde volgorde bijv. 2R, 2L, LSR, apex) en in verschillende posities (rugligging, linkerzijligging, zittend in exspiratie op 4L).

Eerste harttoon (sluiting van mitralis- en tricuspidalisklep) Deze wordt veroorzaakt door het sluiten van de mitralisklep en tricuspidalisklep. Het geluid wordt veroorzaakt door het opspannen van de klepslippen. Men kan het geluid vergelijken met het klappen van een opbollend zeil als dat wind vangt. Het geluid wordt NIET veroorzaakt door het tegen elkaar slaan van de kleprandjes, want deze zijn zeer dun. De sluiting van de mitralisklep is veel luider dan die van de tricuspidalisklep, omdat de druk in de linker hartshelft 5-6 maal hoger is dan in de rechter hartshelft. De 1ste toon wordt dan ook vooral veroorzaakt door sluiting van de mitralisklep en wordt het best gehoord op de apex.

Tweede toon (sluiting van de aorta- en pulmonalisklep) Deze wordt veroorzaakt door het sluiten van de aorta- en mitralisklep en is het best hoorbaar aan de hartbasis want daar liggen de aorta- en pulmonalisklep. Het geluid wordt veroorzaakt door het opspannen van de klepslippen.

Beoordeling van de luidheid van de 1ste en 2de toon Beoordeling van de luidheid van de 1ste en 2de toon berust op het principe dat de 1ste toon luider is dan de 2de toon aan de apex, terwijl de 2de toon luider is dan de 1ste toon aan de hartbasis. Immers de mitralisklep ligt dicht bij de apex en de aorta- en pulmonalisklep liggen bij de hartbasis (zie tekening). De 1ste toon is zacht o.a. bij een slechte systolische LV functie (denk maar aan een deur die openstaat: als hij met kracht dichtgeslagen wordt hoor je een hard geluid en als hij met geringe kracht woordt dichtgeslagen hoor je een zacht geluid). De 2de toon is zacht bij een ernstige gecalcificeerde aortaklepstenose (denk maar aan een zeil “ wat in gips gedoopt is”, de wind kan nog zo hard blazen maar je hoort geen klap want het zeil bolt niet op).